Het dorp
Er is een dorp ver gelegen van de stad. Het ligt op een berg, de huizen zijn bruin en lijken van klei. Op de daken liggen platte bruine dakpannen. De straatjes zijn nauw en bergachtig, zoals in een oud dorp in Italië. Overal zijn hofjes en steegjes. Met de auto is het dorp moeilijk te bereiken, er gaat alleen een heel lang bergpad, dat overgaat in een bebost gebied, naar het dorp toe. Er zijn geen fietsen of auto´s, iedereen doet alles te voet. Alleen de eigenaar van het hotel heeft een auto om het dorp te bevoorraden. Er wonen niet veel mensen in het dorp. De mensen zien er allemaal wat ouderwets uit, waarschijnlijk omdat het dorp zover van de bewoonde wereld ligt. Om het dorp heen is het groen. Het dorp is omringt door grasvelden met daaromheen een dicht bedekt bos. Niemand loopt graag in het bos, er huizen zich diverse roofdieren en ´s nachts is het of je aangekeken wordt door duizend ogen. Op het bospad is het betrekkelijk veilig, maar je kan beter niet van het pad afgaan. Aan de rand van het dorp staat een klein hotel. Anders dan de rest van de huizen is het wit met een zwart dak. Er hangt een bord op met de letters hotel. Het zijn losse borden met losse letters. De bovenste hangt scheef, dat ziet er ietwat luguber uit. Het hotel oogt verlaten. Bij binnenkomst loop je tegen de balie aan met daarachter de eigenaar. Het is een wat oudere man van begin zeventig. Zijn haar is grijs en zit met een zijscheiding half over zijn hoofd geplakt. Binnen ruikt het een beetje muf naar verschaald bier en sigaretten. Er liggen rode kleedjes over de ronde donkere houten tafels. Er is een bar met een dartbord en een biljart. Op de tafels staan bosjes droogbloemen en kleine kaarsjes. In het hele hotel ligt vloerbedekking, met op de witte houten trap een rode loper. Het doet allemaal een beetje ouderwets aan, net als de rest van het dorp.
Er komen een bezwete man en vrouw het dorp binnengelopen. Ze worden aangestaard door de bewoners van het dorp. Er komen namelijk niet zoveel vreemden het dorp binnen, iedereen begint meteen te fluisteren. Ze moeten een heel eind gewandeld hebben om in het dorp te komen. Wie zijn zij en wat komen ze in dit kleine verafgelegen dorp doen? Ze maken een wat gehaaste indruk en kijken vaak om zich heen. Het lijken man en vrouw, maar ze zouden ook een werkrelatie kunnen hebben. Het is niet helemaal duidelijk wat ze hier komen doen. Ze lopen richting hotel en ze gaan naar binnen. Ze boeken een kamer voor twee maanden, betalen contant. De eigenaar vindt het vreemd, maar hij neemt het geld aan. Ze zeggen dat ze hiernaartoe zijn gekomen om de omgeving te verkennen, de eigenaar geeft ze een paar folders mee. Het echtpaar lijkt vooral geïnteresseerd in de plattegrond, met wandelpaden door de berg. De eigenaar wijst het echtpaar hun kamer. Het is een kleine tweepersoonskamer, met een badkamer een klein bureau, een plek voor de koffers en een kast. Ze pakken de koffer uit, er blijkt niet zoveel in te zitten. Een paar kleren, een stuk zeep, een tandenborstel en een groot voorwerp ingepakt in doeken. Ze hangen alle kleren op en pakken het voorwerp voorzichtig uit. Het blijkt een oud artefact te zijn, het lijkt op een grote gouden stok met een steen erop. Het lijkt van grote waarde te zijn. Ze pakken het voorwerp weer zorgvuldig in en stoppen het terug in de koffer. De koffer gaat dicht, hij wordt op een onopvallende plaats gezet. Het artefact is na een lang avontuur in de handen gekomen van het echtpaar. Ze moeten erg voorzichtig zijn dat ze niet gevolgd worden, want schijnbaar hebben meerdere mensen interesse in het artefact. Ze verlaten de hotelkamer en nemen de plattegrond, met daarop de wandelpaden, mee. Ze gaan naar buiten om te beginnen met hun wandeltocht. Ze lopen richting het bos, maar proberen op het pad te blijven. Ze markeren de plekken waar ze hebben gelopen om zo de weg weer terug te kunnen vinden. Ze lijken ergens naar op zoek. Na meerdere dagen gewandeld te hebben op de paden gaan ze nu van het pad af. Ze banen zich een weg door de dichte takken en struiken. Met gevaar voor eigen leven speuren zij het bos af. Opeens hoort de man een geluid, ze blijven doodstil staan. Het blijkt een wolf te zijn. Ze hebben geluk de wolf heeft hen nog niet gezien of geroken, hij loopt weer weg. Een stuk verder stuitten zij op een stromend beekje. Dat moet uit een grot komen, zegt de vrouw, dan zijn we vlak bij de bergspelonk. Ze lopen nog een stukje verder en komen aan bij een ravijn met een donderende waterval. Er hangen lianen naar beneden, de man klimt een stukje naar beneden om te kijken of hij wat kan zien. Daar was inderdaad de bergspelonk waar ze naar op zoek zijn. Het begint al te schemeren, om niet nog meer wilde beesten tegen te komen lopen zij snel terug naar het hotel.
De volgende dag loopt er een vreemde man het dorp binnen. Hij wordt eveneens aangestaard door de dorpsbewoners. Het nieuws gaat als een lopend vuurtje door het dorp. Het echtpaar zit in de ontbijtzaal als ze de eigenaar horen praten met een dorpsbewoner. Ze vangen het nieuws van de vreemdeling op en haasten zich naar de hotelkamer. Daar blijven ze voorlopig. De vreemdeling checkt niet in in het hotel, maar hij huurt een kamer bij een weduwe. Ze moeten nu echt voorzichtig zijn. Ze besluiten een paar dagen binnen te blijven. De vreemdeling loopt elke dag door het dorp, hij lijkt ergens naar op zoek. Het echtpaar wordt onrustig en ze besluiten ’s nachts een wandeling te gaan maken. Ze kijken schichtig om zich heen, maar kunnen niet voorkomen dat ze de vreemdeling tegen het lijf lopen. Ze proberen nog weg te duiken, maar het is al te laat, hij heeft ze al gezien en roept iets. De vreemdeling blijkt een bekende. Wacht, zegt hij, ik probeer jullie te waarschuwen. O ben jij het, zei de man. Ja, ik probeer jullie juist te helpen. Jullie moeten haast maken, ze zitten jullie op de hielen. We hebben de spelonk gevonden, maar moeten het voorwerp alleen nog op de juiste plek krijgen Dat wordt een hels karwei. Dat kunnen we nooit met z’n tweeën, er zitten roofdieren in het bos, we moeten van het bospad af. Het is te gevaarlijk om het nu te doen. We moeten de buurtbewoners om hulp vragen.
De hoteleigenaar wil meewerken en er wordt een spoedvergadering belegd in het hotel. Alle dorpsbewoners zijn aanwezig. Iedereen zit net op z´n plek als plots alles begint te schudden, het is een aardbeving. Iedereen zoekt dekking, alle meubelen vliegen door de tent. Gelukkig raakt er niemand gewond. De vrouw begint te praten. Ze verteld de buurtbewoners het verhaal. Een jaar geleden is er een opgraving geweest in het dorp, tijdens deze opgraving is er een belangrijk artefact uit de berg gestolen. Het licht is uit de berg gehaald door het voorwerp weg te nemen.. Zonder dit artefact zal de zal de berg instorten en het dorp verzwolgen worden door de berg. alles voor eeuwig donker zijn. Iedereen reageert verschrikt, ze vragen wat ze kunnen doen. Dan vliegt de deur van de zaal open, een stel mannen komt naar binnen. Ze willen het echtpaar grijpen, maar de buurtbewoners grijpen in. Het echtpaar ontsnapt met de hoteleigenaar, ze halen het artefact en rijden met de Jeep van de hoteleigenaar door het bos op weg naar de plek. Er wordt een stuk touw naar beneden getakeld met de auto. De man klimt met het artefact op zijn rug gebonden naar beneden. Op weg naar de bergspelonk. Nog een aardbeving, gelukkig kan de man nog net de spelonk in springen. Daar rent hij naar de plek en plaatst het voorwerp terug op de juiste plek. Er begint een groot licht te stralen. De mannen worden opgepakt door de lokale politie. Het licht zal voor eeuwig blijven branden en het dorp is gered.